‘Een kernuitstap kan zonder fossiele gascentrales. Waarom houdt de federale regering daar geen rekening mee?’
Jonas Van der Slycken
Het huidige energiedebat is op enkele uitzonderingen na beperkt tot een enge opvatting over bevoorradingszekerheid, schrijft ontwikkelingsexpert Jonas Van der Slycken. Het is een gemiste kans om het over andere heikele en onderbelichte onderwerpen te hebben die nodig zijn voor een rechtvaardige klimaattransitie.
Het Belgische energiebeleid zorgt voor een verhit debat. Voor sommigen is een volledige kernuitstap onverzoenbaar met de beoogde klimaattransitie – zeker als je weet dat de federale regering nieuwe gascentrales wil subsidiëren om de kernuitstap te faciliteren.
Dit stuk gaat verder dan de gangbare discussie over fossiele gascentrales versus kerncentrales doordat er eigenlijk al genoeg bevoorradingszekerheid is. Het huidige debat met een enge focus op bevoorradingszekerheid is een gemiste kans om het te hebben over energiearmoede, energieongelijkheid, energiedemocratie en de noodzaak aan forse emissiereducties om onze klimaatengagementen na te komen.
Minder energie verbruiken en nagaan ‘hoeveel energie is genoeg om een goed leven te leiden?’ verdienen op zijn minst evenveel aandacht als het hele bevoorradingszekerheidsbagatel.
Een derde kamp
Momenteel is het “debat” tussen het progaskamp en pronucleaire kamp enorm gepolariseerd. Die kampen verschillen duidelijk op technologisch vlak, aangezien ze een andere technologie voorschrijven om de capaciteit aan de hernieuwbare energiebronnen aan te vullen.
Beide kampen zijn echter in hetzelfde bedje ziek, doordat ze ervan uitgaan dat er ofwel fossiele gascentrales nodig zijn, ofwel dat de wet op de kernuitstap teruggedraaid moet worden. Ons energiebeleid hoeft niet te kiezen tussen de pest en de cholera, aangezien er een alternatief is waarbij noch gascentrales, noch een uitstel van de kernuitstap nodig zijn.
Volgens een studie van energieregulator CREG zijn er geen nieuwe gascentrales nodig om de kernuitstap op te vangen. Door de klimaatverandering zijn onze winters immers minder extreem koud en liggen de gemiddelde temperaturen hoger. Daardoor kunnen bestaande energiecentrales de piekvraag naar elektriciteit helemaal opvangen.
De CREG probeert dit al anderhalf jaar aan te kaarten, maar Elia, de hoogspanningsnetbeheerder, schat de vervangingscapaciteit systematisch te hoog in.
De voornaamste pleitbezorgers van dat derde kamp zijn de PVDA en het burgercollectief Tegengas: ze willen geen gascentrales en de wet op de kernuitstap behouden. Ze achten dat mogelijk door fors te investeren in hernieuwbare energie, energiebesparing en energieopslag.
Daarnaast is het cruciaal om over de grenzen heen en op Europees niveau te bouwen aan betere verbindingen met onze buurlanden om stroom uit te wisselen. Door de transitie niet alleen als een Belgische maar als een Europese uitdaging te zien, kan er in België, maar ook elders, fors bespaard worden op onnodige reservecapaciteit.
Quo vadis, ecologische beweging?
De stellingnames in het energiedossier verdelen niet alleen politici maar ook de ecologische beweging. Daar waar de ecologische beweging voor corona nog massaal mensen wist te mobiliseren, opriep om de subsidies aan fossiele brandstoffen stop te zetten en geld te desinvesteren uit fossiele brandstoffen, leggen delen van deze beweging zich vandaag neer bij de veiling. Waar blijft de strijdbaarheid voor een beter en rechtvaardiger beleid en het verzet tegen deze ronduit absurde plannen? Waar zijn de systeemkritische analyses naartoe?
Delen van de ecologische beweging dreigen verder te verzanden in een depolitiserend pragmatisme dat al enkele decennia weinig zoden aan de dijk brengt. Het huidige beleid is niet wat het zou moeten of kunnen zijn – ook al zou het nog slechter kunnen zijn. Zou de ecologische beweging het bedenken van pragmatische “oplossinkjes” binnen het bestaande kader niet beter overlaten aan pleitbezorgers van het status quo en in plaats daarvan een nieuw denkkader creëren?
Het energiebeleid is dan ook een uitgelezen kans voor de ecologische beweging om een brede coalitie op de been te brengen om eerst de fossiele gascentrales tegen te houden en om dan ook de wet op de kernuitstap te behouden. Dat laatste is nodig, omdat het regeerakkoord de optie van een nucleaire verlenging openhoudt.
Bevoorradingszekerheid: voor wat en voor wie?
Het is onbegrijpelijk dat de federale regering er geen rekening mee houdt dat de kernuitstap te realiseren is zonder fossiele gascentrales. Daardoor zijn de veiling, het hele subsidiemechanisme en de bouw van deze fossiele centrales (en de daarbij horende emissies die in het staal en de cement vervat zitten) overbodig. Het is Belgisch surrealisme ten top.
De keuze voor gascentrales of voor het terugdraaien van de kernuitstap is bijgevolg een louter politieke keuze voor bevoorradingszekerheid. De hamvraag is dan: bevoorradingszekerheid voor wie en voor wat? Welke kosten en baten brengt deze bevoorradingszekerheid met zich mee? Wie draait op voor deze kosten? En wie capteert de baten?
De spelers die “de gas zullen doen branden”, zijn in elk geval geen burgerenergiecoöperaties. Het gaat om Engie, Luminus en co die nieuwe subsidies willen tanken. Een frappante vaststelling uit een onderzoek van Thijs Van de Graaf, Erik Laes en Aviel Verbruggen uit 2019 is dat het ruimschoots tekortschieten van het Belgische energiebeleid om de Europese klimaatdoelstellingen van 2020 te halen, grotendeels te verklaren is door de dominante rol van energiegiganten in onze energiesector. Het ziet er niet naar uit dat er ondertussen veel veranderd is.
Met de bevoorradingszekerheid zelf valt het uiteindelijk wel mee. Er is in België pas een bevoorradingszekerheidsprobleem als er gedurende gemiddeld meer dan drie uur onvrijwillig afgeschakeld moet worden. Tijdens de bevoorradingscrisis op het einde van 2018 was nog maar 1 à 2 gigawatt aan nucleaire capaciteit beschikbaar. Maar volgens de CREG was er op elk moment nog minstens 3,7 gigawatt marge vooraleer het afschakelplan in werking zou treden. Een bijkomende gunstige trend toen was dat marktpartijen in drie maanden tijd 500 megawatt aan vraagbeheer ontwikkelden en 200 megawatt noodstroom installeerden.
Daardoor is het niet nodig om mensen bang te maken dat het licht zal uitgaan. Nochtans heerst er heel wat angst voor de “dunkelflaute” wanneer er weinig hernieuwbare energie te oogsten valt als het donker en windstil is. De industrie – in het bijzonder de sectoren met een harde internationale concurrentiestrijd – is daarom een fervent pleitbezorger van nucleaire energie om een continue stroombron te hebben.
Aangezien de havens van Gent en Antwerpen en de luchthavens van Zaventem, Oostende, Luik en Charleroi niet afgeschakeld zullen worden, verduidelijkt het afschakelplan de prioritaire activiteiten, wie de machtige spelers zijn en dat het licht dan vooral bij de mensen thuis zal uitgaan.
Het roept meteen de vraag op of onze samenlevingen en economieën altijd volle gas moeten geven, ongeacht de verstikkende gevolgen voor mens en planeet. We willen fors investeren in bevoorradingszekerheid zodat bedrijven gewoon verder kunnen doen, maar zouden we onze bedrijvigheden niet kunnen aanpassen aan de beschikbaarheid van hernieuwbare energie?
Aangezien nieuwe investeringen in bevoorradingszekerheid onnodig zijn, heeft dat ook verregaande gevolgen voor de huidige bevoorradingszekerheid die bestaat uit vervuilende gascentrales. Zou een zeer tijdelijke winterslaapmodus niet kunnen helpen om zelfs bij “dunkelflaute” niet alleen thuis het licht aan te houden maar ook om de bestaande fossiele gascentrales minder te laten draaien? Dat zou kunnen in de vorm van “energieverlofdagen”: enkele extra, flexibele vakantiedagen per jaar zodat we tijdens energiearme dagen onze eigen batterijen kunnen opladen.
Het non-debat van de gemiste kansen
Het huidige energiedebat is met uitzondering van de bijdrages van het derde kamp beperkt tot een enge opvatting over bevoorradingszekerheid. Het is een debat van de gemiste kansen om het over andere heikele en onderbelichte onderwerpen te hebben die nodig zijn voor een rechtvaardige klimaattransitie.
We zouden het kunnen hebben over energiearmoede of over energiedemocratie: willen we gecentraliseerde energie met machtsconcentratie of gedecentraliseerde energie waarbij burgers en burgercoöperaties inspraak hebben?
We zouden het ook kunnen hebben over klimaatongelijkheid en het feit dat de grootste emissiereducties te behalen zijn bij de allerrijksten. Het terugbrengen van de emissies van de rijkste tien procent ter wereld tot het gemiddelde in de Europese Unie zou maar liefst 32 procent van de mondiale emissies doen verdwijnen.
Het debat gaat over de Belgische capaciteit na 2025, maar we hebben het zelden over de emissiereducties van minstens tien procent die wij en andere rijke landen dit jaar al en ook de daaropvolgende jaren moeten blijven behalen. Deze forse emissiereducties zijn nodig als deze landen hun verantwoordelijkheid nemen en het klimaatakkoord van Parijs en de daaraan verbonden rechtvaardigheidsprincipes respecteren, zonder te speculeren op controversiële “negatieve emissietechnologie” die op grote schaal emissies uit de lucht haalt.
Het jongste klimaatrapport van het IPCC geeft de mensheid een “code rood”. Als we de klimaatcrisis effectief als crisis zouden beschouwen, zouden we het uitvoeriger hebben over de noodzaak om de maximale snelheid te beperken tot 100km/u of te begrenzen tot 90km/u zoals bij het smogalarm.
Gesprekken zouden gaan over het onzalige idee om elektrische laadpalen te subsidiëren en over het uitfaseren van het gunstregime van de salariswagens in plaats van er een groene strik rond te doen door ze te elektrificeren. Het klopt dat batterijopslag belangrijk is in de energietransitie, maar zou het niet efficiënter en doeltreffender zijn om dan batterijen in plaats van elektrische wagens te subsidiëren?
Aangezien de beschikbaarheid van propere stroom nog beperkt is, is het dan wel verstandig om elektrische (salaris)wagens hierop een grote claim te laten leggen?
Doordat de komende jaren koolstofarme elektriciteit nog altijd gelimiteerd zal zijn, is volgens energie- en klimaatonderzoekers Kevin Anderson en Daniel Calverley een triageaanpak nodig om de meest dringende en niet-onderhandelbare zaken voorrang te geven. Bovendien, een persoon van 75 kg vervoeren in een wagen van anderhalve ton, of die nu (deels) elektrisch is of niet, erg efficiënt kan je dat niet noemen. We zouden ook kunnen debatteren over de maatregelen die nodig zijn om het wagenpark op een rechtvaardige manier af te bouwen.
Ten slotte zouden we het moeten hebben over hoeveel energie genoeg is om een goed leven te hebben in een wereld waarin er zowel overconsumptie als energiearmoede is. Een recente studie becijfert dat mondiaal gezien elke burger een degelijke levensstandaard kan hebben door gebruik te maken van geavanceerde technologie én door de energievraag te reduceren tot sufficiëntieniveaus. Zo zou de mondiale finale energieconsumptie in 2050 maar evenveel bedragen als in 1960, ook al zou de bevolking drie keer omvangrijker zijn.
Een debat om de impasse te doorbreken?
Het zou zowaar anders kunnen zijn. Het huidige gefilibuster is een dure afleiding en heeft enorme opportuniteitskosten, omdat tal van belangrijke aspecten voor een rechtvaardige ecologische transformatie jammer genoeg in de schaduw blijven. De ernst van de klimaatcrisis, de omvang van de klimaatuitdaging en de mensen die worstelen met energiearmoede illustreren dat een open, redelijk en democratisch debat broodnodig is.
Jonas Van der Slycken werkt bij De Transformisten aan een economie van het genoeg die iedereen toelaat om een goed leven te leiden binnen planetaire grenzen.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op de website van MO*.